Dutch Tycoons

Vraag de gemiddelde Amerikaan wie het meest hebben bijgedragen aan de Amerikaanse droom en je krijgt een rijtje klinkende namen terug: John D. Rockefeller, Henry Ford, Andrew Carnegie en J. P. Morgan. Stuk voor stuk mannen die fortuin maakten als oliemannetje, autofabrikant, staalmagnaat of bankier. Zelfs na hun dood is hun invloed merkbaar en leeft hun naam voort op gevels van wolkenkrabbers, in eigen vleugels van musea of -in het geval van Carnegie- als naamgever van een wereldberoemde concertzaal.

Uit een recenter verleden zou je hier nog Ted Turner, Walt Disney en Bill Gates aan toe kunnen voegen. En na de geslaagde lancering van de “Falcon Heavy” mag ook wonderkind Elon Musk niet in dit rijtje ontbreken.

Hebben we in Nederland ook zo’n lijst? Wie zijn eigenlijk de grondleggers van de BV Nederland? Dat rijtje komt doorgaans niet heel spontaan naar boven. De proefpersonen in mijn steekproef kwamen na diep nadenken niet verder dan Willem van Oranje, Rembrandt en Anne Frank. Niet verassend, want dat waren ook de namen die het hoogst waren geëindigd bij de verkiezing van de Grootste Nederlander in 2004.

Ik vind dat we wel wat meer aan heldenverering mogen doen. Nederland heeft ook zijn Rockefellers. Denk aan de familiebedrijven die zijn uitgegroeid tot mega-concerns.

Wat de broers Anton en Gerard Philips voor elkaar hebben gekregen, wat ze nog steeds betekenen voor de regio Eindhoven en indirect voor de internationale hightech industrie. Hoe Cornelis Verolme en Adriaan Volker respectievelijk de scheepsbouw en het baggeren naar het wereldtoneel hebben gebracht. Zonder dit soort pioniers zou Nederland een land van polderaars zijn gebleven. Zij keken over de grenzen, zij pakten zaken on-Hollands aan.

In een recenter verleden zouden we daar John de Mol aan toe kunnen voegen. Ook dankzij grote internationale successen vinden we zijn naam terug op vele (kantoor)gebouwen, zowel uit de Endemol periode als nu in de Talpa tijd. Ik vraag me wel af wat hij -naast de vele televisieformats- nog meer zal nalaten.

Duncan Stutterheim mag dan 16 jaar jonger zijn dan De Mol; hij is flink bezig met zijn nalatenschap. Op het eerste gezicht lijkt hij overigens wel op De Mol. Stutterheim verdiende zijn miljoenen met het organiseren van housefeesten en exporteerde die later als format naar het buitenland. Het verschil is dat Stutterheim nu al “Carnegie”-achtige trekjes vertoont.

Eerst was daar de A’dam-toren, het nieuwe icoon voor de hoofdstad in Noord. En vorige maand kocht Stutterheim samen met andere investeerders de zeventien monumentale gebouwen van de Westergasfabriek in West. Stutterheim combineert een genadeloos zakeninstinct met een filantropisch hart. De business case zal moeten kloppen. Maar dat is niet het beginpunt. Eerst is er de liefde voor cultuur en de obsessie voor gastvrijheid. Als dat klopt, volgt de handel vanzelf. “Als we hadden gewild, hadden we er nog twintig etages op kunnen zetten”, zei hij destijds over de A’dam Toren.

Er zullen in Nederland vast veel stille weldoeners zijn. Maar van mij mogen er best een paar ook een “Stutterheimmertje” gaan doen.

Column oorspronkelijk gepubliceerd in het FD van zaterdag 9 februari 2018.